Uitstelgedrag

Geef aan in hoeverre de stelling past bij jouw gedrag. 1 betekent dat het helemaal niet bij je past en 5 betekent dat het heel erg bij je past.

Ik doe vaak dingen die ik veel eerder had moeten doen.

Als ik iets moet organiseren, zoals een vergadering of een feestje, begin ik veel te laat met het regelwerk.

Mailtjes en gemiste telefoontjes blijven altijd een tijdje liggen voordat ik ze beantwoord.

Als de wekker gaat, kom ik zelden mijn bed uit.

Veel klusjes blijven dagen liggen, zelfs als het weinig moeite kost om ze af te handelen.

Ik ben niet goed in het nemen van snelle beslissingen.

Als ik iets moeilijks te doen heb, vertel ik mezelf vaak dat ik beter kan wachten tot ik meer inspiratie heb voordat ik eraan begin.

Ik moet mij vaak haasten om taken af te hebben.

Ik begin pas met leren als de klok op een mooi getal staat.

Het komt niet vaak voor dat ik aan het einde van de dag alles heb gedaan wat ik die dag wilde doen.

Als ik een opdracht heb gekregen, duurt het altijd even voor ik eraan begin te werken.

Ook als er deadlines naderen, verspil ik veel tijd door andere dingen te doen.

Ik zeg vaak:'Ik doe het morgen wel'

Als ik de deur uit moet, heb ik op het laatst vaak nog allerlei dingen te doen.

Ik maak een planning, maar vaak hou ik mij er niet aan.

Ik zit vaak op mijn telefoon, terwijl ik eigenlijk moet leren.